Stop met de Omgevingswet
Het is nog niet te laat voor volksvertegenwoordigers om in te grijpen bij de invoering van de Omgevingswet, betoogt adviseur omgevingsrecht Han ter Maat. Na de verkiezingen moet de kersverse Tweede Kamer als de wiedeweerga zorgen voor een initiatiefwet die een uitvoeringsdrama voorkomt.
“Nu doorpakken!”. Begin 2021 was dit de slogan van de op dat moment net nieuwe lijsttrekker van het CDA. Op een YouTube-filmpje valt te zien dat hij, vast op voorspraak van zijn voorlichters, na het uitspreken van die twee woorden iedere keer in zijn handen klapt om meer daadkracht uit te stralen.
Helaas… Zijn voorganger, minister De Jonge, doet hetzelfde, namelijk te vaak doen wat anderen hem zeggen. En dan doel ik op zijn ambtenaren van ‘Aan de Slag met de Omgevingswet’ (ASO). Sinds zijn aantreden wordt deze minister door velen gewaarschuwd voor de dramatische gevolgen van de invoering van de Omgevingswet.
Steeds meer deskundigen geven aan: “Doe het niet”, zoals ook 3 november bleek op het congres van het Instituut voor BouwRecht (IBR) en bij een op LinkedIn gehouden mini-enquête. Het virus van ‘nu doorpakken’ is bij hem blijkbaar gemuteerd naar ‘nu doorduwen’. Mijn oproep om nu door te pakken richt zich echter niet op hem: dat zult u begrijpen. Maar wel op de nieuw gekozen leden van onze Tweede Kamer (TK). Daarover zo meer. Eerste Kamer vindt risico’s van de invoering nog te groot.
Op 24 oktober is in de Eerste Kamer (EK) met de minister gesproken over de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb). Geheel in de lijn van de verwachtingen hield de minister voet bij stuk: invoeren per 1-1-2024. En dat gold ook voor de Omgevingswet, want de Wkb en de Omgevingswet zijn totaal met elkaar vervlochten, aldus de minister. “Nu doorduwen”, dus.
Dit debat kreeg op 31 oktober een vervolg, uitmondend in een door de EK aangenomen motie. De motie roept de minister van VRO op om snel met de koepels van gemeenten, provincies en waterschappen te overleggen over de haalbaarheid van invoering van de Omgevingswet. De brief van hem met de uitkomst van dat overleg is op 9 november verschenen. En het zal u niet verbazen: ook nu weer “nu doorduwen”.
‘Hoogmoed komt voor de val’ Bij de start van de Omgevingswet in 2012 was de insteek nog vereenvoudiging. Nadien is door het ministerie van alles aan elkaar en aan de Omgevingswet geknoopt. Veel meer dan oorspronkelijk de bedoeling was. Met als gevolg dat er nu inmiddels sprake is van een monstrum. Diezelfde strategie hanteert de minister ook nu weer door de Omgevingswet aan de Wkb te knopen, in de hoop dat het invoeren van de ene wet ertoe leidt dat de andere wordt meegetrokken. Dat vind ik in deze fase van politieke besluitvorming en de naderende TK-verkiezingen op 22 november aanstaande echt hoog spel. We gaan zien of in de komende weken de door de demissionaire minister getoonde hoogmoed inderdaad voor de val komt. Invoering wordt een uitvoeringsdrama.
De Omgevingswet gaat niet doen wat zou moeten en wordt qua uitvoering een drama. Dat de wet niet uitvoerbaar is, heeft van doen met de inhoud ervan, maar ook met een al lang aanwezig capaciteitsgebrek bij gemeenten, provincies en omgevingsdiensten. De kerntaken op het terrein van het omgevingsrecht worden nu al niet op een normale wijze uitgevoerd. Ook voor de uitvoering van milieutaken, te weten Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH), is er al tijden een groot tekort aan ambtenaren. Daardoor worden op grote schaal externe adviseurs en zzp’ers ingehuurd om de dagelijkse klussen te klaren. Deze week las ik op PONT | Omgeving een bijdrage waarin werd gesteld dat gemeentes door te veel uitbesteden, te veel inhuur en het grotendeels verdwijnen van kennis nu ‘holle organisaties’ zijn geworden. Ik kan het niet beeldender formuleren.
Er is met de Omgevingswet een stortvloed aan regels ontstaan waarin vooral de uitvoerende ambtenaren dreigen te verzuipen. En dat leidt er ook toe dat de vele maatschappelijke opgaven in het ruimtelijke domein natuurlijk niet of onvoldoende zullen worden opgepakt. Vorige week las ik in Binnenlands Bestuur ook nog dat de DG Ruimtelijke Ordening erkent dat de overheden op 1 januari aanstaande niet klaar zijn: “Dan pas begint het op een nieuwe manier met elkaar samenwerken in de geest van de wet”, zegt zij. Haar uitlating doet het ergste vrezen. Het was immers de toenmalige VVD-minister Schulz van Haegen die bij de start van het wetgevingstraject in 2012 uitsprak dat 80 procent van het succes van de Omgevingswet zou worden bepaald door de cultuur en 20 procent door de regels. Als er nú pas bij gemeenten, omgevingsdiensten en provincies begonnen moet worden met een cultuurverandering, dan zegt dat mij al genoeg.
Decentralisatie en privatisering De decentralisatiegedachte waarmee de Omgevingswet nog is doorspekt, is inmiddels totaal achterhaald. Deze wet geeft gemeenten de ruimte om zélf beleid te maken, terwijl daarvoor de capaciteit - en belangrijker nog - de kwaliteit volstrekt ontbreekt. Bovendien lees ik regelmatig dat zelfs deze minister aangeeft dat het Rijk meer ‘regie’ moet nemen. Hoe is dat te rijmen? Ook de Wkb is een gevolg van het neoliberale gedachtengoed uit het vorige decennium: privatisering van overheidstaken en een terugtredende overheid.
Het toezicht gaat onder de Wkb plaatsvinden door ‘kwaliteitsborgers’. Dat zijn ‘onafhankelijke’ toetsers die het werk van de voormalige en huidige ambtenaren van het bouw- en woningtoezicht overnemen.
Maar als er problemen dreigen of zijn bij een melding, dan moet de gemeente wel optreden. Hebben we dan helemaal niets geleerd van de stortvloed aan algemene regels die door gemeenten zou moeten worden gecontroleerd en gehandhaafd, terwijl er geen mensen zijn die het werk kunnen uitvoeren en geen legesinkomsten binnenkomen om dit te financieren? Blijkbaar niet en daarom pleit ik er nu ook voor om zowel de Wkb als de Omgevingswet niet in werking te laten treden.
Het is mijns inziens nu juist de hoogste tijd om eerst de rol van de overheid en zeker ook die van de ambtenaren te herijken en daarmee ook de relatie tussen het bestuur en de samenleving te herstellen.
Inhoudelijke kritiek van anderen op de Omgevingswet Dat van mijn opvatting niemand in den lande wakker ligt, verbaast mij natuurlijk niet. Maar wat te denken van de opvatting van de Raad van State, die de invoering van deze Omgevingswet ‘risicovol’ noemt. Of van het oordeel van de voormalige ministers Van Aartsen (VVD) en Sorgdrager (D66), die als leden van de Commissie VTH begin dit jaar het advies gaven: “Doe het niet. Nu kan het nog.”
Daarnaast zijn er ook vele anderen die vanuit de praktijk van het omgevingsrecht grote zorgen hebben over de gevolgen van invoering van deze wet per 1-1-2024. Nu gerenommeerde deskundigen tot dergelijke conclusies komen, zouden er toch ook bij onze volksvertegenwoordigers allerlei bellen moeten afgaan? Bellen die er in ieder geval toe zouden moeten leiden dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1-1-2024 niet zal plaatsvinden.
Het sprookje van ‘de Omgevingswet en de 26 wetten’
Een belangrijke slogan is dat de nieuwe Omgevingswet 26 verschillende wetten in zich verenigt en dat dit het werken in het omgevingsrecht aanmerkelijk vereenvoudigt. In de afgelopen week ben ik dat eens gaan uitzoeken. Op de site van Informatiepunt Leefomgeving staan evenwel ‘slechts’ 21 wetten opgesomd, die zullen verdwijnen.
Met 9 van die 21 wetten heb ik nog nimmer te maken gehad in de ruim 40 jaar dat ik in het omgevingsrecht werkzaam ben. De verkondigde en uitgedragen vereenvoudiging van de Omgevingswet zou dan in materiële zin nog maar betrekking hebben op 12 wetten. Van die 12 resterende wetten komen er echter 6 in de Omgevingswet terug via één van de zogenaamde aanvullingswetten. Dan blijven er uiteindelijk nog 6 wetten over. Dus die 26 wetten waar het ministerie en de minister steeds over spreken zijn er veel te veel.
Het sprookje van ‘de Omgevingswet en participatie’ Ook lees je op gezette tijden nog steeds dat de burger door invoering van de Omgevingswet beter af is, omdat hij dan beter zou kunnen participeren. Vooral in de TK werd ‘participatie’ een soort speerpunt van de Omgevingswet. Maar het is een lege huls, omdat de Omgevingswet alleen voorschrijft dat moet worden aangegeven op welke wijze burgers zijn betrokken en niet hóe. Dat kan dus ook zeer beperkt of zelfs niet het geval zijn geweest! Dat is slechts anders indien de gemeenteraad vooraf gevallen heeft aangegeven waar wél moet worden geparticipeerd.
Maar dat kan nu ook al lang, want elke zichzelf respecterende gemeente heeft een eigen inspraakverordening. Daarin kan de gemeenteraad ook nu al aangeven op welke wijze de betrokkenheid van zijn inwoners ook bij ruimtelijke ontwikkelingen een plek moet krijgen. Daar hebben we de Omgevingswet niet voor nodig.
Het sprookje van ‘de Omgevingswet en één loket’ Twee weken geleden werd ik nog door een journalist gebeld om wat duiding te geven aan de komende debatten in de EK over de invoering van de Omgevingswet. Hij vroeg mij of ik het geen voordeel van de Omgevingswet vond dat de burger dan nog maar bij één loket hoeft te zijn, dat er één bevoegd gezag is en ook maar één procedure loopt.
Dan zou er ook één digitaal loket komen, waar de aanvraag voor een omgevingsvergunning kan worden ingediend en ook waar je kunt zien of je als aanvrager de vergunning zult verkrijgen. Mijn antwoord was dat bij invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in 2010 al besloten was dat er per aanvraag maar één bevoegd gezag is en één procedure zou gelden. Ook is er toen al één loket zou worden gevormd waar je de aanvraag voor een omgevingsvergunning kon indienen (het Omgevingsloket Online: het OLO). Dat allemaal is dus allang geregeld en daar hebben we de Omgevingswet dus ook niet voor nodig.
Oproep aan onze volksvertegenwoordigers in de Kamers: ‘nu doorpakken’ Tijdens het debat op 24 oktober in de EK is van de zijde van de senatoren van CDA en VVD-huize geopperd dat het niet aan de senaat is om zich bezig te houden met invoering van wetten. Zij wezen andere EK-leden op de mogelijkheid om in de TK een initiatiefwet in te dienen om wetten in te trekken. Als het juist is wat deze beide senatoren van VVD- en CDA-huize stellen, dan moeten de nieuwgekozen leden van de TK dus maar aan de bak. Op 22 november aanstaande vinden er TK-verkiezingen plaats en op 6 december 2023 worden de nieuwe gekozen TK-leden geïnstalleerd.
Indienen initiatiefwet daags na de pakjesavond
Mijn oproep aan de nieuwe leden van de TK is om na hun installatie op 6 december aanstaande als de wiedeweerga te zorgen voor een initiatiefwet, die de invoering van de Omgevingswet en de Wkb voorkómt.
Invoering van de Omgevingswet en de Wkb kunnen we ons nu niet permitteren, gezien de grote maatschappelijke opgaven in het ruimtelijk domein. Het wordt een uitvoeringsdrama. Daarom: nu doorpakken. Dat is pas een voorbeeld van een vernieuwende bestuurscultuur.
Han ter Maat is onder andere voormalig hoofd milieu provincie Gelderland, hoofd ruimtelijke ordening gemeente Arnhem, Hogeschooldocent Omgevingsrecht HAN, HU en HHS, wethouder gemeente Wageningen en thans adviseur Omgevingsrecht.
( Bron: PONT omgeving ( voorheen omgevingsweb).
留言